8 Toen riep Farao Mozes en Aäron en zeide: Bidt tot de Here, dat Hij de kikvorsen van mij en mijn volk wegdoe; dan zal ik het volk laten gaan, om de Here offers te brengen.
9 En Mozes zeide tot Farao: Verwaardig u mij te zeggen, tegen wanneer ik voor u, uw dienaren en uw volk zal bidden om uitroeiing der kikvorsen bij u en uit uw huizen; alleen in de Nijl zullen zij overblijven.
10 En hij zeide: Tegen morgen. Toen zeide hij: Zoals gij beveelt, opdat gij weet, dat er niemand is gelijk de Here, onze God:
11 de kikvorsen zullen u, uw huizen, uw dienaren en uw volk verlaten; alleen in de Nijl zullen zij overblijven.
12 Toen gingen Mozes en Aäron van Farao heen, en Mozes riep tot de Here vanwege de kikvorsen, waarmee Hij Farao bezocht had.
13 En de Here deed naar het woord van Mozes, zodat de kikvorsen uit de huizen, uit de hoven en van de velden wegstierven.
14 Men verzamelde ze bij hopen, zodat het land ervan stonk.