17 daarom moet gij diensvolgens zorgvuldig voor dit geld kopen stieren, rammen, lammeren en de daarbij behorende spijsoffers en plengoffers, en deze offeren op het altaar van het huis van uw God, die in Jeruzalem woont.
18 Wat u en uw broeders echter goed zal dunken te doen met het overige zilver en goud, dat moogt gij doen naar de wil van uw God.
19 De voorwerpen echter, die men u ter hand gesteld heeft voor de dienst in het huis van uw God, lever die af voor de God in Jeruzalem.
20 Wat er verder nodig is voor het huis van uw God, dat gij zoudt moeten betalen, dat kunt gij betalen uit de koninklijke schatkist.
21 Voorts is door mij, koning Artachsasta, bevel gegeven aan alle schatbewaarders van het gebied over de Rivier: alles wat de priester Ezra, de geleerde in de wet van de God des hemels, u zal vragen, zal stipt worden uitgevoerd,
22 tot een bedrag van honderd talenten zilver, honderd kor tarwe, honderd bath wijn, honderd bath olie, en zout in onbeperkte mate.
23 Alles wat uit het gebod van de God des hemels volgt, moet nauwgezet worden uitgevoerd voor het huis van de God des hemels, opdat er geen toorn kome over de regering van de koning en zijn zonen.