26 Aan ieder die de wet van uw God en de wet van de koning niet volbrengt, zal stipt recht geoefend worden: hetzij ter dood, hetzij tot verbanning, hetzij tot geldboete of tot gevangenzetting.
27 Geprezen zij de Here, de God onzer vaderen, die de koning zulks in het hart gegeven heeft, om het huis van de Here, die in Jeruzalem woont, luisterrijk te maken,
28a en mij gunst heeft doen vinden bij de koning, zijn raadsheren en alle machtige vorsten des konings!
28b Ik nu vatte moed, daar de hand van de Here, mijn God, over mij was, en vergaderde uit Israël de hoofdmannen om met mij op te trekken.