1 Dit zijn hun familiehoofden en geslachtsregisters, namelijk degenen die onder de regering van koning Artachsasta met mij uit Babel optrokken:
2 van de zonen van Pinechas: Gersom; van de zonen van Itamar: Daniël; van de zonen van David: Chattus, de zoon van Sekanja;
3 van de zonen van Paros: Zekarja, en met hem waren honderd vijftig personen van het mannelijk geslacht in de registers opgetekend;
4 van de zonen van Pachat-Moab: Eljehoënai, de zoon van Zerachja, en met hem tweehonderd personen van het mannelijk geslacht;
5 van de zonen van Zattu: Sekanja, de zoon van Jachaziël, en met hem driehonderd personen van het mannelijk geslacht;
6 en van de zonen van Adin: Ebed, de zoon van Jonatan, en met hem vijftig personen van het mannelijk geslacht;
7 van de zonen van Elam: Jesaja, de zoon van Atalja, en met hem zeventig personen van het mannelijk geslacht;