13 En Arpaksad leefde, nadat hij Selach verwekt had, vierhonderd drie jaar, en hij verwekte zonen en dochteren.
14 Toen Selach dertig jaar geleefd had, verwekte hij Eber.
15 En Selach leefde, nadat hij Eber verwekt had, vierhonderd drie jaar, en hij verwekte zonen en dochteren.
16 Toen Eber vierendertig jaar geleefd had, verwekte hij Peleg.
17 En Eber leefde, nadat hij Peleg verwekt had, vierhonderd dertig jaar, en hij verwekte zonen en dochteren.
18 Toen Peleg dertig jaar geleefd had, verwekte hij Reü.
19 En Peleg leefde, nadat hij Reü verwekt had, tweehonderd negen jaar, en hij verwekte zonen en dochteren.