20 Toen Reü tweeëndertig jaar geleefd had, verwekte hij Serug.
21 En Reü leefde, nadat hij Serug verwekt had, tweehonderd zeven jaar, en hij verwekte zonen en dochteren.
22 Toen Serug dertig jaar geleefd had, verwekte hij Nachor.
23 En Serug leefde, nadat hij Nachor verwekt had, tweehonderd jaar, en hij verwekte zonen en dochteren.
24 Toen Nachor negenentwintig jaar geleefd had, verwekte hij Terach.
25 En Nachor leefde, nadat hij Terach verwekt had, honderd negentien jaar, en hij verwekte zonen en dochteren.
26 Toen Terach zeventig jaar geleefd had, verwekte hij Abram, Nachor en Haran.