29 En Abram en Nachor namen zich vrouwen; de naam van Abrams vrouw was Sarai, en de naam van Nachors vrouw was Milka, de dochter van Haran, de vader van Milka en Jiska.
30 Sarai nu was onvruchtbaar; zij had geen kinderen.
31 En Terach nam zijn zoon Abram en Lot, de zoon van Haran, zijn kleinzoon, en Sarai, zijn schoondochter, de vrouw van zijn zoon Abram; en hij deed hen wegtrekken uit Ur der Chaldeeën om te gaan naar het land Kanaän, en zij kwamen te Haran en bleven daar.
32 En de dagen van Terach waren tweehonderd vijf jaar, en Terach stierf te Haran.