21 Maar mijn verbond zal Ik oprichten met Isaak, die Sara u op deze zelfde tijd in het volgend jaar baren zal.
22 Toen God geëindigd had met hem te spreken, voer Hij van Abraham op.
23 Daarop nam Abraham zijn zoon Ismaël en allen die in zijn huis geboren waren, ook allen die door hem voor geld gekocht waren, al wat mannelijk was onder Abrahams huisgenoten, en hij besneed het vlees van hun voorhuid op diezelfde dag, zoals God tot hem gesproken had.
24 En Abraham was negenennegentig jaar oud, toen hij het vlees van zijn voorhuid liet besnijden.
25 En zijn zoon Ismaël was dertien jaar oud, toen hij het vlees van zijn voorhuid liet besnijden.
26 Op diezelfde dag werden Abraham en zijn zoon Ismaël besneden.
27 En al zijn huisgenoten, zowel die in zijn huis geboren, als die van een vreemdeling voor geld gekocht waren, werden met hem besneden.