6 maar een damp steeg op uit de aarde en bevochtigde de gehele aardbodem –
7 toen formeerde de Here God de mens van stof uit de aardbodem en blies de levensadem in zijn neus; alzo werd de mens tot een levend wezen.
8 Voorts plantte de Here God een hof in Eden, in het Oosten, en Hij plaatste daar de mens, die Hij geformeerd had.
9 Ook deed de Here God allerlei geboomte uit de aardbodem opschieten, begeerlijk om te zien en goed om van te eten; en de boom des levens in het midden van de hof, benevens de boom der kennis van goed en kwaad.
10 Er ontsprong in Eden een rivier om de hof te bevochtigen, en daar splitste zij zich in vier stromen.
11 De naam van de eerste is Pison; deze stroomt om het gehele land Chawila, waar het goud is;
12 en het goud van dat land is goed; daar is de balsemhars en de steen chrysopraas.