1 De Here bezocht Sara, zoals Hij gezegd had, en de Here deed aan Sara, zoals Hij gesproken had.
2 En Sara werd zwanger, en zij baarde Abraham een zoon in zijn ouderdom, te bestemder tijd, waarvan God tot hem gesproken had.
3 En Abraham noemde de zoon, die hem geboren was, die Sara hem gebaard had, Isaak.
4 En Abraham besneed zijn zoon Isaak, toen hij acht dagen oud was, zoals God hem geboden had.