3 Maar zij zeide: Hier is mijn slavin Bilha, kom tot haar, en zij bare op mijn knieën, opdat ook ik uit haar gebouwd worde.
4 En zij gaf hem haar slavin Bilha tot vrouw; en Jakob kwam tot haar.
5 Bilha werd zwanger en baarde Jakob een zoon.
6 Toen zeide Rachel: God heeft mij recht verschaft, ook heeft Hij mij verhoord en mij een zoon gegeven; daarom gaf zij hem de naam Dan.
7 Wederom werd Bilha, de slavin van Rachel, zwanger en baarde Jakob een tweede zoon.
8 Toen zeide Rachel: Op bovenmenselijke wijze heb ik met mijn zuster geworsteld, ook heb ik overmocht; en zij gaf hem de naam Naftali.
9 Toen Lea zag, dat zij had opgehouden te baren, nam zij haar slavin Zilpa en gaf haar aan Jakob tot vrouw.