7 Wederom werd Bilha, de slavin van Rachel, zwanger en baarde Jakob een tweede zoon.
8 Toen zeide Rachel: Op bovenmenselijke wijze heb ik met mijn zuster geworsteld, ook heb ik overmocht; en zij gaf hem de naam Naftali.
9 Toen Lea zag, dat zij had opgehouden te baren, nam zij haar slavin Zilpa en gaf haar aan Jakob tot vrouw.
10 En Zilpa, de slavin van Lea, baarde Jakob een zoon.
11 Toen zeide Lea: Het geluk is gekomen, en zij gaf hem de naam Gad.
12 En Zilpa, de slavin van Lea, baarde Jakob een tweede zoon.
13 Toen zeide Lea: Ik gelukkige! Voorzeker zullen de jongedochters mij gelukkig prijzen; en zij gaf hem de naam Aser.