45 Daarop nam Jakob een steen en zette die overeind als een opgerichte steen.
46 Voorts zeide Jakob tot zijn verwanten: Brengt stenen bijeen. Toen haalden zij stenen en maakten een hoop en zij hielden daar bij die hoop een maaltijd.
47 Laban noemde hem Jegar-Sahaduta, en Jakob noemde hem Gal-Ed.
48 En Laban zeide: Deze steenhoop zij heden getuige tussen mij en u. Daarom noemde hij hem Gal-Ed,
49 en ook Mispa, want hij zeide: De Here houde wacht tussen mij en u, wanneer wij van elkander gescheiden zullen zijn.
50 Indien gij mijn dochters vernederend behandelt, en indien gij behalve mijn dochters vrouwen neemt, zie toe, al is er niemand bij ons, God is getuige tussen mij en u.
51 Voorts zeide Laban tot Jakob: Zie, deze steenhoop, en zie, de opgerichte steen die ik geplaatst heb tussen mij en u –