47 Laban noemde hem Jegar-Sahaduta, en Jakob noemde hem Gal-Ed.
48 En Laban zeide: Deze steenhoop zij heden getuige tussen mij en u. Daarom noemde hij hem Gal-Ed,
49 en ook Mispa, want hij zeide: De Here houde wacht tussen mij en u, wanneer wij van elkander gescheiden zullen zijn.
50 Indien gij mijn dochters vernederend behandelt, en indien gij behalve mijn dochters vrouwen neemt, zie toe, al is er niemand bij ons, God is getuige tussen mij en u.
51 Voorts zeide Laban tot Jakob: Zie, deze steenhoop, en zie, de opgerichte steen die ik geplaatst heb tussen mij en u –
52 deze steenhoop zij getuige, en de opgerichte steen zij getuige: voorzeker, ik zal deze steenhoop niet voorbijtrekken naar u toe, en gij zult deze hoop en deze opgerichte steen niet voorbijtrekken naar mij toe, met kwade bedoeling.
53 De God van Abraham en de God van Nachor, de God van hun vader, mogen richten tussen ons. Toen zwoer Jakob bij de Vreze van zijn vader Isaak.