6 Ook weet gij zelf, dat ik met al mijn kracht uw vader gediend heb.
7 Maar uw vader heeft mij bedrogen en mijn loon tienmaal veranderd, doch God heeft hem niet toegelaten mij te benadelen.
8 Wanneer hij zeide: de gespikkelde zullen uw loon zijn, dan wierp al het kleinvee gespikkelde jongen; en wanneer hij zeide: de gestreepte zullen uw loon zijn, dan wierp al het kleinvee gestreepte jongen.
9 Zo heeft God de kudde uws vaders weggenomen en mij gegeven.
10 Het gebeurde eens in de tijd, toen het kleinvee bronstig was, dat ik mijn ogen opsloeg en ik zag in de droom, en zie, de bokken die het kleinvee besprongen, waren gestreept, gespikkeld en gevlekt.
11 En de Engel Gods zeide tot mij in de droom: Jakob. En ik zeide: Hier ben ik.
12 En Hij zeide: Sla toch uw ogen op en zie toe: al de bokken die het kleinvee bespringen, zijn gestreept, gespikkeld en gevlekt, want Ik heb gezien alles wat Laban u aandoet.