9 Zo heeft God de kudde uws vaders weggenomen en mij gegeven.
10 Het gebeurde eens in de tijd, toen het kleinvee bronstig was, dat ik mijn ogen opsloeg en ik zag in de droom, en zie, de bokken die het kleinvee besprongen, waren gestreept, gespikkeld en gevlekt.
11 En de Engel Gods zeide tot mij in de droom: Jakob. En ik zeide: Hier ben ik.
12 En Hij zeide: Sla toch uw ogen op en zie toe: al de bokken die het kleinvee bespringen, zijn gestreept, gespikkeld en gevlekt, want Ik heb gezien alles wat Laban u aandoet.
13 Ik ben de God van Betel, waar gij een opgerichte steen gezalfd hebt, waar gij Mij een gelofte gedaan hebt; welnu, maak u reisvaardig, ga uit dit land weg en keer naar het land uwer maagschap terug.
14 Toen antwoordden Rachel en Lea en zeiden tot hem: Hebben wij nog deel of erfenis in het huis van onze vader?
15 Zijn wij door hem niet als vreemden geacht, omdat hij ons verkocht heeft? Ook heeft hij ons geld geheel en al opgemaakt.