12 Gij toch hebt gezegd: Ik zal u zeker weldoen en uw nageslacht maken als het zand der zee, dat wegens de menigte niet geteld kan worden.
13 En hij bleef daar die nacht over.Toen nam hij van hetgeen hij verworven had een geschenk voor zijn broeder Esau:
14 tweehonderd geiten en twintig bokken, tweehonderd ooien en twintig rammen,
15 dertig zogende kemelinnen met haar veulens, veertig koeien en tien stieren, twintig ezelinnen en tien ezelhengsten.
16 En hij stelde ze onder de hoede van zijn slaven, elke kudde afzonderlijk, en zeide tot zijn slaven: Trekt voor mij uit en laat ruimte tussen de verschillende kudden.
17 En hij gebood de voorste: Als mijn broeder Esau u ontmoet en u vraagt: van wie zijt gij? en waarheen gaat gij? en van wie is dat vee daar voor u uit?
18 zeg dan: van uw knecht, van Jakob; dit is een geschenk, gezonden aan mijn heer, aan Esau, en zie, hij komt ook zelf achter ons aan.