23 Maar zie, zeven dorre, dunne en door de oostenwind verzengde aren ontsproten na deze.
24 En de dunne aren verslonden de zeven mooie aren. En ik heb dit de geleerden gezegd, maar er is niemand, die het mij kan verklaren.
25 Toen zeide Jozef tot Farao: Farao’s dromen zijn één; God heeft Farao bekend gemaakt, wat Hij zal doen.
26 De zeven mooie koeien, dat zijn zeven jaren, en de zeven mooie aren, dat zijn zeven jaren; de dromen zijn één.
27 En de zeven magere en lelijke koeien, die na deze opkwamen, dat zijn zeven jaren, en de zeven loze, door de oostenwind verzengde aren betekenen zeven jaren van hongersnood.
28 Dit bedoelde ik, toen ik tot Farao sprak: God heeft Farao getoond, wat Hij zal doen.
29 Zie, er komen zeven jaren, waarin grote overvloed in het gehele land Egypte wezen zal.