4 En de koeien die lelijk van uiterlijk en mager van vlees waren, aten de zeven koeien op, die mooi van uiterlijk en vet waren. Toen ontwaakte Farao.
5 Daarna sliep hij weer in en droomde ten tweeden male, en zie, zeven dikke en mooie aren schoten op uit één halm.
6 Maar zie, zeven dunne en door de oostenwind verzengde aren ontsproten na deze.
7 En de dunne aren verslonden de zeven dikke en volle aren. Toen ontwaakte Farao, en het was een droom.
8 De volgende morgen was zijn geest onrustig en hij ontbood al de geleerden en al de wijzen van Egypte, en Farao vertelde hun zijn dromen, maar er was niemand, die ze Farao kon uitleggen.
9 Toen sprak de overste der schenkers tot Farao: Heden moet ik mijn zonden in herinnering brengen.
10 Farao was toornig op zijn dienaren, en zette mij in hechtenis in het huis van de overste der lijfwacht, mij en de overste der bakkers.