19 En van al wat leeft, van alle vlees, van alles zult gij één paar in de ark brengen om het met u in het leven te behouden; mannetje en wijfje zullen zij zijn.
20 Van het gevogelte naar zijn aard en van het vee naar zijn aard, van al het kruipend gedierte van de aardbodem naar zijn aard, van alles zal één paar tot u komen om het in het leven te behouden.
21 En gij, neem u van alle voedsel, dat gegeten wordt, en verzamel het bij u, opdat het voor u en voor hen tot spijze zij.
22 En Noach deed het; geheel zoals God het hem geboden had, deed hij.