16 En die kwamen, kwamen als mannetjes en wijfjes van al wat leeft, zoals God hem geboden had; en de Here sloot de deur achter hem.
17 En de vloed was veertig dagen over de aarde en de wateren wiesen en hieven de ark op, zodat zij oprees boven de aarde.
18 Toen de wateren zeer toenamen en sterk wiesen boven de aarde, dreef de ark op de wateren.
19 En de wateren namen geweldig sterk toe over de aarde, en alle hoge bergen onder de ganse hemel werden overdekt.
20 Vijftien el daarboven stegen de wateren, en de bergen werden overdekt.
21 En al wat leeft, dat zich op de aarde roert, het gevogelte, het vee en het wild gedierte en alle wemelend gedierte, dat op de aarde wemelt, benevens alle mensen, kwamen om.
22 Alles, in welks neus de adem van de levensgeest was, alles wat op het droge was, stierf.