5 En Noach deed naar alles wat de Here hem geboden had.
6 En Noach was zeshonderd jaar oud, toen de watervloed over de aarde kwam.
7 En Noach ging met zijn zonen en zijn vrouw en de vrouwen zijner zonen met hem, in de ark vanwege de wateren van de vloed.
8 Van de reine dieren en van de dieren, die niet rein waren, van het gevogelte en (van) alles wat op de aarde kruipt,
9 kwamen er twee aan twee tot Noach in de ark, mannetje en wijfje, zoals God Noach geboden had.
10 Na zeven dagen kwamen de wateren van de vloed over de aarde.
11 In Noachs zeshonderdste levensjaar, in de tweede maand, op de zeventiende dag der maand, op die dag braken alle kolken der grote waterdiepten open en werden de sluizen des hemels geopend.