14 zodat Gij de mensen maakt als vissen der zee, als het kruipend gedierte, dat geen heerser heeft?
15 Hen allen trekt hij op met de haak, sleept ze in zijn net en vergadert ze in zijn zegen; daarom is hij verblijd en hij jubelt.
16 Daarom slacht hij offers voor zijn net en ontsteekt ze voor zijn zegen; want door deze is zijn deel vet en zijn spijs overvloedig.
17 Zal hij daarom zijn net ledigen, en voortdurend volkeren doden zonder mededogen?