5 Voor Hem uit gaat de pesten koortsgloed volgt Hem op de voet.
6 Hij staat en doet de aarde schudden;Hij ziet rond en doet de volken van schrik opspringen,de aloude bergen liggen verpletterd,de eeuwige heuvelen zinken ineen;de eeuwenoude wegen zijn zijne.
7 Ik zie de tenten van Kusan onder druk,de tentkleden van het land van Midjan sidderen.
8 Is tegen de rivieren, o Here,is tegen de rivieren uw toorn ontbrand,of tegen de zee uw verbolgenheid,dat Gij rijdt op uw paarden, op uw zegewagens?
9 Reeds is uw boog ontbloot,Gij hebt U voorzien van pijlen in overvloed. selaGij splijt de aarde tot rivieren,
10 de bergen zien U, zij beven,stromen van water trekken voorbij,de watervloed verheft zijn stem,hij steekt zijn handen omhoog.
11 De zon, de maan treden terug in haar woning,wegens het licht van uw voortsnellende pijlen,wegens de glans uwer bliksemende speer.