2 Zo zegt de Here der heerscharen: Dit volk zegt: de tijd is nog niet gekomen, de tijd, dat des Heren huis herbouwd worde.
3 En het woord des Heren kwam door de dienst van de profeet Haggai aldus:
4 Is het voor ú de tijd om in uw weldoortimmerde huizen te wonen, terwijl dit huis verwoest ligt?
5 Nu dan, zo zegt de Here der heerscharen, bedenkt wat u wedervaren is.
6 Gij hebt veel gezaaid, maar weinig binnengehaald; gij hebt gegeten, maar zonder dat gij verzadigd werdt; gij hebt gedronken, maar zonder dat gij voldaan werdt; gij hebt u gekleed, maar zonder dat gij warm werdt; en wie zich voor loon verhuurde, ontving zijn loon in een doorboorde buidel.
7 Zo zegt de Here der heerscharen: Bedenkt wat u wedervaren is.
8 Beklimt het gebergte, haalt hout en herbouwt dit huis; dan zal Ik er welgevallen aan hebben en verheerlijkt worden, zegt de Here.