14 Zo zegt de Here: Aangaande al de boze naburen, die losslaan op het erfdeel, dat Ik aan mijn volk, aan Israël, ten erfdeel gegeven heb: zie, Ik ruk hen weg van hun bodem, en het huis van Juda ruk Ik weg uit hun midden.
15 Maar nadat Ik hen heb weggerukt, zal Ik Mij weder over hen erbarmen en hen terugbrengen, een ieder naar zijn erfdeel en een ieder naar zijn land,
16 en als zij zich dan geheel gewennen aan de wegen van mijn volk, zodat zij zweren bij mijn naam: Zo waar de Here leeft!, gelijk zij mijn volk eraan gewend hebben te zweren bij de Baäl, dan zullen zij te midden van mijn volk gebouwd worden.
17 Maar als zij geen gehoor geven, dan zal Ik dat volk geheel en al uitrukken en verdelgen, luidt het woord des Heren.