19 Hebt Gij Juda dan geheel en al verworpen? Heeft uw ziel een afkeer van Sion? Waarom hebt Gij ons geslagen, zodat er voor ons geen genezing is? Hoop op vrede, maar er is niets goeds; op een tijd van genezing, maar zie, verschrikking!
20 Wij kennen, Here, onze goddeloosheid, de ongerechtigheid onzer vaderen, dat wij tegen U gezondigd hebben.
21 Verwerp niet om uws naams wil, onteer niet uw heerlijke troon! Gedenk; verbreek niet uw verbond met ons!
22 Zijn er onder de nietigheden der volken, die het laten regenen? Of kan de hemel regenstromen geven? Zijt Gij dat niet, Here, onze God? Zo zullen wij op U hopen, want Gij doet dit alles.