8 Talrijker worden Mij zijn weduwen dan het zand der zeeën; Ik breng hun, over moeder en jongeling, een verwoester op de middag, Ik doe onverhoeds op hen vallen angst en verschrikkingen.
9 Zij, die er zeven baarde, bezwijmt, zij valt in onmacht; haar zon is ondergegaan, terwijl het nog dag was, zij is beschaamd en in haar verwachtingen bedrogen. Ja, wat van hen nog rest, zal Ik aan het zwaard overgeven, voor het oog van hun vijanden, luidt het woord des Heren.
10 Wee mij, mijn moeder, dat gij mij gebaard hebt, een man van twist en gekrakeel voor het gehele land! Ik heb niet te leen gegeven en men heeft mij niet te leen gegeven, toch vervloeken mij allen.
11 De Here zeide: Indien Ik u niet bevrijd ten goede! Indien Ik ten tijde van rampspoed en benauwdheid de vijand niet tot u doe smeken!
12 Zal ijzer breken? ijzer uit het noorden, en koper?
13 Uw vermogen en uw schatten zal Ik ten buit geven, zonder prijs, en dat om al uw zonden, ja, in uw gehele gebied,
14 en Ik zal u uw vijanden doen dienen in een land dat gij niet kent, want een vuur is ontstoken in mijn toorn, dat over u zal branden.