16 Zie, Ik ontbied vele vissers, luidt het woord des Heren, die hen zullen opvissen, en daarna zal Ik vele jagers ontbieden, die hen zullen opjagen van elke berg en elke heuvel, en uit de rotskloven;
17 want mijn ogen zijn op al hun wegen, deze zijn voor Mij niet verborgen, en hun ongerechtigheid is voor mijn ogen niet bedekt.
18 Daarom zal Ik eerst hun ongerechtigheid en hun zonde dubbel vergelden, omdat zij mijn land hebben ontwijd met het aas van hun gruwelen en afschuwelijkheden, waarmede zij mijn erfdeel hebben vervuld.
19 Here, mijn sterkte en mijn burcht, mijn toevlucht ten dage der benauwdheid, tot U zullen volken komen van de einden der aarde en zeggen: Enkel leugen hebben onze vaderen bezeten, nietigheid, waaronder niet één, die baat kon brengen.
20 Zou een mens zich goden maken? Maar dat zijn geen goden!
21 Daarom zie, Ik laat hen ditmaal gewaarworden, Ik laat hen gewaarworden mijn hand en mijn kracht, en zij zullen weten, dat mijn naam is: Here.