1 De zonde van Juda staat geschreven met ijzeren stift, gegrift met diamanten spits in de tafel van hun hart en in de hoornen van hun altaren,
2 als een gedenkteken tegen hen in hun gewijde palen onder elke groene boom en op de hoge heuvels,
3 de bergen in het veld. Uw vermogen, al uw schatten zal Ik ten buit geven zonder prijs, om de zonde in uw gehele gebied,
4 en gij zult uw hand moeten losmaken van het erfdeel dat Ik u gegeven had, en Ik zal u uw vijanden doen dienen in een land dat gij niet kent, want gij hebt een vuur ontstoken in mijn toorn, dat aldoor zal branden.
5 Zo zegt de Here: Vervloekt is de man die op een mens vertrouwt en vlees tot zijn arm stelt, wiens hart van de Here wijkt;