17 Word mij niet tot verschrikking, Gij zijt mijn toevlucht ten dage van rampspoed.
18 Laten mijn vervolgers beschaamd worden, maar laat ik niet beschaamd worden; laten zij verschrikt worden, maar laat ik niet verschrikt worden. Breng over hen de dag van rampspoed, verbreek hen met een dubbele verbreking!
19 De Here zeide tot mij aldus: Ga staan in de poort van de kinderen des volks, waardoor de koningen van Juda ingaan en uitgaan, en in al de poorten van Jeruzalem, en zeg tot hen:
20 Hoort het woord des Heren, gij koningen van Juda en geheel Juda en al gij inwoners van Jeruzalem, die door deze poorten binnenkomt;
21 zo zegt de Here: Hoedt u ervoor, om uws levens wil, dat gij op de sabbatdag geen last draagt en door de poorten van Jeruzalem binnenbrengt.
22 Ook zult gij op de sabbatdag geen last naar buiten brengen uit uw huizen of enigerlei werk doen; gij zult de sabbatdag heiligen, gelijk Ik aan uw vaderen geboden heb.
23 Doch zij hebben niet gehoord, noch hun oor geneigd, maar zij hebben hun nek verhard in plaats van gehoor te geven en zich te laten gezeggen.