25 Ik heb gehoord wat de profeten zeggen, die in mijn naam vals profeteren: Ik heb gedroomd, ik heb gedroomd!
26 Tot hoelang? – is er iets in het hart van de profeten, die leugen profeteren en profeten zijn van de bedriegerij van hun hart;
27 die erop bedacht zijn mijn volk mijn naam te doen vergeten door hun dromen, die zij elkander vertellen, evenals hun vaderen mijn naam hebben vergeten door de Baäl?
28 De profeet die een droom heeft, vertelle een droom, en die mijn woord heeft, spreke mijn woord naar waarheid; wat heeft het stro met het koren gemeen? luidt het woord des Heren.
29 Is niet mijn woord zó: als een vuur, luidt het woord des Heren, of als een hamer, die een steenrots vermorzelt?
30 Daarom zie, Ik zàl de profeten! luidt het woord des Heren, die mijn woorden van elkander stelen;
31 zie, Ik zàl de profeten! luidt het woord des Heren, die hun tong gebruiken en godsspraken verkondigen;