3 En Ik zal de rest van mijn schapen verzamelen uit al de landen waarheen Ik ze heb verdreven, en Ik zal ze doen wederkeren naar hun weiden, en zij zullen vruchtbaar zijn en zich vermeerderen.
4 Ook zal Ik over hen herders verwekken om hen te weiden, en zij zullen vrees noch schrik meer hebben, en zij zullen niet gemist worden, luidt het woord des Heren.
5 Zie, de dagen komen, luidt het woord des Heren, dat Ik aan David een rechtvaardige Spruit zal verwekken; die zal als koning regeren en verstandig handelen, die zal recht en gerechtigheid doen in het land.
6 In zijn dagen zal Juda behouden worden en Israël veilig wonen; en dit is zijn naam, waarmede men hem zal noemen: de Here onze gerechtigheid.
7 Daarom zie, de dagen komen, luidt het woord des Heren, dat men niet meer zal zeggen: Zo waar de Here leeft, die de Israëlieten uit het land Egypte heeft doen optrekken, maar veeleer:
8 Zo waar de Here leeft, die het nageslacht van het huis Israëls heeft doen optrekken en die het heeft doen komen uit het Noorderland en uit al de landen waarheen Hij hen verdreven had; en zij zullen op hun eigen grond wonen.
9 Over de profeten.Mijn hart is in mijn binnenste gebroken, al mijn beenderen sidderen; ik ben als een beschonken man, als iemand wie de wijn naar het hoofd gestegen is, om de Here en om zijn heilige woorden.