7 Daarom zie, de dagen komen, luidt het woord des Heren, dat men niet meer zal zeggen: Zo waar de Here leeft, die de Israëlieten uit het land Egypte heeft doen optrekken, maar veeleer:
8 Zo waar de Here leeft, die het nageslacht van het huis Israëls heeft doen optrekken en die het heeft doen komen uit het Noorderland en uit al de landen waarheen Hij hen verdreven had; en zij zullen op hun eigen grond wonen.
9 Over de profeten.Mijn hart is in mijn binnenste gebroken, al mijn beenderen sidderen; ik ben als een beschonken man, als iemand wie de wijn naar het hoofd gestegen is, om de Here en om zijn heilige woorden.
10 Want van echtbrekers is het land vol; want ten gevolge van de vloek heeft het land een treurig aanzien, zijn de dreven der steppe verdroogd; ja, wat zij najagen, is het kwade en waar zij kracht in zoeken, onrecht.
11 Want zowel profeet als priester plegen heiligschennis, zelfs in mijn huis heb Ik hun boosheid gevonden, luidt het woord des Heren.
12 Daarom zal hun weg voor hen worden als glibberige plaatsen in de duisternis, zij zullen daar verdwalen en vallen. Want Ik zal rampspoed over hen brengen in het jaar van hun bezoeking, luidt het woord des Heren.
13 Wel heb Ik bij de profeten van Samaria gezien wat ergerlijk was: zij profeteerden door de Baäl en misleidden mijn volk Israël;