4 Zo zegt de Here der heerscharen, de God van Israël, tot al de ballingen die uit Jeruzalem naar Babel in ballingschap zijn weggevoerd:
5 Bouwt huizen en woont daarin, legt tuinen aan en eet de vrucht daarvan;
6 neemt vrouwen en verwekt zonen en dochters, neemt vrouwen voor uw zonen en geeft uw dochters aan mannen, opdat zij zonen en dochters baren; vermeerdert daar en vermindert niet.
7 Zoekt de vrede voor de stad waarheen Ik u in ballingschap heb doen wegvoeren, en bidt voor haar tot de Here, want in haar vrede zal uw vrede gelegen zijn.
8 Want zo zegt de Here der heerscharen, de God van Israël: Laten uw profeten die in uw midden zijn, en uw waarzeggers u niet misleiden, en luistert niet naar uw dromers, die gij laat dromen;
9 want zij profeteren u vals in mijn naam; Ik heb hen niet gezonden, luidt het woord des Heren.
10 Want zo zegt de Here: Neen, als voor Babel zeventig jaren voorbij zullen zijn, dan zal Ik naar u omzien en mijn heilrijk woord aan u in vervulling doen gaan door u naar deze plaats terug te brengen.