24 Daar zal Juda wonen met al zijn steden tezamen, landbouwers en die met de kudde uittrekken;
25 want Ik verkwik de vermoeide ziel, elke versmachtende ziel verzadig Ik.
26 Hierbij ontwaakte ik en zag op; mijn slaap was zo zoet.
27 Zie, de dagen komen, luidt het woord des Heren, dat Ik het huis van Israël en het huis van Juda bezaai met zaad van mensen en zaad van dieren;
28 en het zal gebeuren, zoals Ik wakker ben geweest om hen uit te rukken en af te breken, te verwoesten en te verdelgen en rampen over hen te brengen, zo zal Ik wakker zijn om hen te bouwen en te planten, luidt het woord des Heren.
29 In die dagen zal men niet meer zeggen: De vaders hebben onrijpe druiven gegeten en de tanden der kinderen zijn slee geworden.
30 Maar ieder zal om zijn eigen ongerechtigheid sterven; ieder die onrijpe druiven eet, diens tanden zullen slee worden.