18 Verder zeide Jeremia tot koning Sedekia: Wat heb ik tegen u of uw dienaren of dit volk misdaan, dat gij mij in de gevangenis hebt gezet?
19 Waar zijn nu uw profeten, die u profeteerden: De koning van Babel zal niet optrekken tegen u en tegen dit land?
20 Nu dan, hoor toch, mijn heer de koning, laat mijn bede toch bij u gehoor vinden, en laat mij niet naar het huis van de schrijver Jonatan terugbrengen, opdat ik daar niet sterve.
21 Toen gaf koning Sedekia bevel en men zette Jeremia in verzekerde bewaring in de gevangenhof en men gaf hem een brood per dag uit de Bakkersstraat, totdat al het brood in de stad op was. En Jeremia bleef in de gevangenhof.