6 De koning van Babel bracht de zonen van Sedekia voor diens ogen in Ribla ter dood; ook al de edelen van Juda bracht de koning van Babel ter dood;
7 en hij liet de ogen van Sedekia verblinden en boeide hem met twee koperen ketenen om hem naar Babel te voeren.
8 En het koninklijk paleis en de huizen van het volk verbrandden de Chaldeeën met vuur, en de muren van Jeruzalem haalden zij neer.
9 De rest van het volk, die in de stad overgebleven was, en de overlopers die naar hem overgelopen waren, voerde Nebuzaradan, de bevelhebber van de lijfwacht, in ballingschap naar Babel.
10 Maar de armen uit het volk, die niets bezaten, liet Nebuzaradan, de bevelhebber van de lijfwacht, in het land van Juda achterblijven en hij gaf hun wijngaarden en akkers te dien dage.
11 Nu had Nebukadressar, de koning van Babel, aangaande Jeremia door middel van Nebuzaradan, de bevelhebber van de lijfwacht, deze order gegeven:
12 Neem hem onder uw hoede en doe hem generlei leed, maar handel met hem, zoals hij zelf tot u spreken zal.