17 Als akkerhoeders omringen zij het van alle kanten, want het is tegen Mij wederspannig geweest, luidt het woord des Heren.
18 Uw handel en wandel heeft u dit berokkend, dat komt van uw boosheid; voorwaar, bitter is het, ja, het raakt u in het hart.
19 O mijn binnenste, mijn binnenste! Ik moet ineenkrimpen. O wanden mijns harten! Mijn hart jaagt in mij, ik kan niet zwijgen; want bazuingeschal hoor ik, strijdrumoer!
20 Slag na slag wordt gemeld, ja, het gehele land is verwoest; onverhoeds zijn mijn tenten verwoest, in een oogwenk mijn tentkleden.
21 Hoelang moet ik het signaal zien, het bazuingeschal horen?
22 Want onverstandig is mijn volk, Mij kennen zij niet; dwaze kinderen zijn het, en inzicht hebben zij niet; wijs zijn zij om kwaad te doen, maar van goed doen weten zij niet.
23 Ik zag de aarde, en zie, zij was woest en ledig; ik zag naar de hemel, en zijn licht was er niet.