5 Waarom zie ik hen verschrikt, achterwaarts wijkende? Ja, hun helden zijn verslagen en vluchten steeds voort zonder om te zien: schrik van rondom! luidt het woord des Heren.
6 De snelle kan niet ontvluchten en de held niet ontkomen: in het noorden, aan de rivier de Eufraat, zijn zij gestruikeld en gevallen.
7 Wie is het, die komt opzetten als de Nijl, wiens wateren bruisen als rivieren?
8 Egypte komt opzetten als de Nijl, terwijl de wateren bruisen als rivieren, en zegt: Oprukken zal ik, ik zal de aarde overdekken, ik zal verdelgen steden met inwoners en al!
9 Vooruit, paarden; jaagt voort, wagens; laten de helden uittrekken: Ethiopiërs en Puteeërs, die het schild hanteren, Lydiërs, die de boog spannen!
10 Dit toch is de dag van de Here der heerscharen, de dag der wrake om wraak te nemen op zijn tegenstanders; ja, het zwaard verslindt en wordt verzadigd en dronken van hun bloed, want een slachtoffer heeft de Here, de Here der heerscharen, in het Noorderland, aan de rivier de Eufraat.
11 Trek op naar Gilead en haal balsem, o jonkvrouw, dochter van Egypte; tevergeefs neemt gij veel geneesmiddelen, voor u is er geen genezing.