12 Daarom zie, de dagen komen, luidt het woord des Heren, dat Ik hem aftappers zend, die hem zullen aftappen en zijn vaten zullen ledigen en zijn kruiken verbrijzelen.
13 Dan komt Moab beschaamd uit met Kemos, gelijk het huis Israëls beschaamd uitkwam met Betel, hun vertrouwen.
14 Hoe kunt gij zeggen: Helden zijn wij, en weerbare mannen voor de strijd?
15 Verwoest is Moab met zijn steden, en de keur van zijn jonge mannen is ter slachting afgedaald, luidt het woord van de Koning, wiens naam is Here der heerscharen.
16 Moabs ondergang komt nabij en zijn rampspoed haast zich zeer.
17 Beklaagt het, allen die er rondom woont, en allen die zijn naam kent; zegt: Ach, hoe is de scepter der kracht, de staf der heerlijkheid, gebroken!
18 Daal af van uw ereplaats en zet u neer in het vuil, o inwoonster, dochter van Dibon, want de verwoester van Moab trekt tegen u op, hij vernielt uw vestingwerken.