4 Verbroken is Moab; zijn kleinen doen geschreeuw horen.
5 Ja, de helling van Luchit gaat men al wenende op; ook in de pas van Choronaïm hoort men noodgeschrei.
6 Vlucht, redt uw leven, dat het worde als een kale struik in de woestijn.
7 Want om uw vertrouwen op uw werken en op uw schatten zult ook gij gegrepen worden en zal Kemos in ballingschap gaan, zijn priesters en vorsten tezamen,
8 ja, er zal een verwoester komen tot elke stad, zodat geen stad zal ontkomen; en de vallei zal te gronde gaan en de vlakte verdelgd worden, gelijk de Here gezegd heeft.
9 Geeft vleugels aan Moab, want vliegende moet het weggaan, en zijn steden zullen worden tot een woestenij, waarin niemand woont.
10 Vervloekt, wie het werk des Heren met lauwheid verricht; en vervloekt, wie zijn zwaard van bloed weerhoudt!