17 Zo zal Edom tot een voorwerp van ontzetting worden; ieder die er doortrekt, zal zich ontzetten en fluiten om al zijn slagen.
18 Zoals Sodom en Gomorra met hun naburen onderstboven gekeerd werden, zegt de Here, zal daar niemand wonen en geen mensenkind daar verblijf houden.
19 Zie, gelijk een leeuw uit de pronk van de Jordaan, trekt hij op tegen het vaste verblijf, want in een ogenblik doe Ik hen daaruit wegsnellen, en wie is verkoren, die Ik daarover zal stellen? Want wie is Mij gelijk en wie zal Mij tot verantwoording roepen, en wie is zulk een herder, dat hij voor Mij zou bestaan?
20 Daarom, hoort het besluit dat de Here tegen Edom genomen heeft, en de plannen die Hij tegen de inwoners van Teman beraamd heeft: Voorwaar, de jongens der kudde zullen hen wegsleuren, voorwaar, hun dreve zal zich over hen ontzetten;
21 van het geluid van hun val beeft de aarde, het gejammer wordt aan de Schelfzee gehoord.
22 Zie, als een gier stijgt hij op en zweeft aan en spreidt zijn vleugels over Bosra uit, en het hart van Edoms helden zal te dien dage zijn als het hart van een vrouw in barensnood.
23 Over Damascus.Beschaamd staan Hamat en Arpad, want slechte tijding hebben zij gehoord; zij zijn in onrust als de zee, zij zijn bezorgd, zij kunnen niet tot rust komen.