1 Zwerft rond in de straten van Jeruzalem, ziet toch en speurt na, zoekt op zijn pleinen, of gij iemand vindt, of er een is, die recht doet, die oprechtheid betracht, dan zal Ik haar vergeven.
2 Al zeggen zij ook: Zo waar de Here leeft, toch zweren zij vals.
3 Here, zien uw ogen niet naar oprechtheid? Gij hebt hen geslagen, zij voelden geen pijn; Gij hebt hen vernield, zij hebben geweigerd tuchtiging aan te nemen; zij hebben hun aangezichten harder gemaakt dan een rots, zij hebben geweigerd zich te bekeren.
4 Maar, zeide ik, dit zijn slechts geringen, zij zijn onwetend, omdat zij de weg des Heren, het recht van hun God, niet kennen;