36 Het zwaard over de snoevers, dat zij verdwaasd worden! Het zwaard over zijn helden, dat zij verschrikt worden!
37 Het zwaard over zijn paarden en zijn wagens en al de gemengde troepen in zijn midden, dat zij tot vrouwen worden!
38 Het zwaard over zijn schatten, dat zij geplunderd worden! Het zwaard over zijn wateren, dat zij uitdrogen! Want een land van gesneden beelden is het en door schrikwekkende beelden laten zij zich verdwazen.
39 Daarom zullen er boskatten met jakhalzen huizen, ook zullen er struisvogels huizen, en het zal niet meer bestaan in eeuwigheid, noch in stand blijven van geslacht tot geslacht.
40 Zoals God Sodom en Gomorra met hun naburen onderstboven keerde, luidt het woord des Heren, zal daar niemand wonen en geen mensenkind daar verblijven.
41 Zie, een volk komt uit het Noorden, een grote natie met machtige koningen breekt op van het uiteinde der aarde.
42 Boog en spies omklemmen zij, meedogenloos zijn zij en zonder erbarmen. Hun rumoer bruist als de zee en zij rijden op paarden; het is toegerust als een man tot de strijd, tegen u, dochter van Babel.