37 en Babel zal tot steenhopen worden, een verblijf van jakhalzen, een voorwerp van ontzetting en een aanfluiting, zonder inwoner.
38 Tezamen brullen zij als jonge leeuwen, zij grommen als leeuwenwelpen;
39 als zij verhit zijn, zal Ik hun een drinkgelag aanrichten en hen dronken maken, opdat zij in onmacht neervallen en inslapen tot een eeuwige slaap en niet ontwaken, luidt het woord des Heren.
40 Ik zal hen afvoeren als lammeren ter slachting, als rammen met bokken.
41 Ach, hoe is Sesak veroverd en de roem der gehele aarde ingenomen! Ach, hoe is Babel onder de volken tot een voorwerp van ontzetting geworden!
42 De zee is over Babel heengeslagen, door haar bruisende golven is het bedekt;
43 zijn steden zijn tot een woestenij geworden, een land van dorheid en een steppe; een land, waar niemand woont en waar geen mensenkind doorheen trekt.