5 Want gij hebt mijn zilver en mijn goud weggenomen, mijn kostbare schatten naar uw tempels gebracht,
6 en de kinderen van Juda en van Jeruzalem hebt gij verkocht aan de Ioniërs, om hen ver van hun gebied weg te voeren.
7 Zie, Ik zal hen doen opstaan uit de plaats waarheen gij hen verkocht hebt, en Ik zal de vergelding op uw eigen hoofd doen nederdalen:
8 Ik zal uw zonen en uw dochters verkopen in de hand der kinderen van Juda, en dezen zullen hen verkopen aan de Sabeeërs, naar een ver verwijderd volk, want de Here heeft het gesproken.
9 Roept dit uit onder de volken: Heiligt de oorlog, doet de helden opstaan; dat alle krijgslieden aantreden, oprukken!
10 Smeedt uw ploegscharen tot zwaarden en uw snoeimessen tot speren; de zwakke zegge: Ik ben een held.
11 Maakt u op en komt, alle volken van rondom, en verzamelt u. Doe, o Here, uw helden daarheen afdalen.