13 Doch de Israëlieten hebben de Gesurieten en de Maäkatieten niet verdreven, zodat Gesur en Maäkat te midden van Israël zijn blijven wonen tot op de huidige dag.
14 Slechts aan de stam der Levieten gaf Hij geen erfdeel: de vuuroffers van de Here, de God van Israël, zijn hem ten erfdeel, zoals Hij hem beloofd had.
15 Mozes had aan de stam der Rubenieten naar hun geslachten dit gegeven:
16 zij verkregen het gebied van Aroër af, dat aan de beek Arnon ligt, de stad, die aan de middenloop der beek ligt, en de gehele hoogvlakte bij Medeba;
17 Chesbon en al zijn steden, die op de hoogvlakte lagen: Dibon, Bamot-Baäl, Bet-Baäl-Meon,
18 Jasa, Kedemot, Mefaät,
19 Kirjataïm, Sibma, Seret-Hassachar op de berg der vallei,