16 zij verkregen het gebied van Aroër af, dat aan de beek Arnon ligt, de stad, die aan de middenloop der beek ligt, en de gehele hoogvlakte bij Medeba;
17 Chesbon en al zijn steden, die op de hoogvlakte lagen: Dibon, Bamot-Baäl, Bet-Baäl-Meon,
18 Jasa, Kedemot, Mefaät,
19 Kirjataïm, Sibma, Seret-Hassachar op de berg der vallei,
20 Bet-Peor, de hellingen van de Pisga, Bet-Hajjesimot,
21 en voorts alle steden der hoogvlakte en het gehele rijk van Sichon, de koning der Amorieten, die te Chesbon regeerde; hem had Mozes verslagen tegelijk met de vorsten van Midjan: Ewi, Rekem, Sur, Chur en Reba, vazallen van Sichon, inwoners des lands.
22 Ook Bileam, de zoon van Beor, de waarzegger, hadden de Israëlieten met het zwaard gedood, tegelijk met degenen, die zij versloegen.