27 en in de vallei: Bet-Haram, Bet-Nimra, Sukkot en Safon, het overschot van het koninkrijk van Sichon, de koning van Chesbon; de Jordaan met het oeverland, tot aan het uiteinde van het meer van Kinneret, aan de overzijde van de Jordaan, in het oosten.
28 Dit was het erfdeel der Gadieten naar hun geslachten, de steden en haar dorpen.
29 Ook had Mozes aan de halve stam Manasse, bestemd voor de halve stam der Manassieten naar hun geslachten, dit gegeven:
30 hun gebied strekte zich uit van Machanaïm af: geheel Basan, het gehele rijk van Og, de koning van Basan, en al de dorpen van Jaïr, die in Basan zijn, zestig nederzettingen;
31 verder waren half Gilead, Astarot en Edreï, de koningssteden van Og in Basan, voor de kinderen van Makir, de zoon van Manasse, en wel voor de helft der Makirieten naar hun geslachten.
32 Dit zijn de erfdelen, die Mozes toegewezen had in de velden van Moab, aan de oostzijde van de Jordaan bij Jericho.
33 Maar aan de stam Levi gaf Mozes geen erfdeel: de Here, de God van Israël, is zelf hun erfdeel, zoals Hij hun beloofd had.